Financiële ontwikkelingen

Dit hoofdstuk laat zien hoe de begroting 2018-2021 financieel is opgebouwd. Startpunt is het laatste door uw raad vastgestelde meerjarenperspectief. Vanuit dat startpunt wordt stap voor stap toegewerkt naar het eindsaldo van de begroting. Doel van dit hoofdstuk is het inzichtelijk maken van de keuzes die gemaakt zijn in deze begroting en de wijze waarop die keuzes de begroting financieel hebben vormgegeven.

3.1 Vertrekpunt begroting 2018-2021

Het vertrekpunt van de begroting 2018-2021 is de actuele stand van de lopende begroting. Het laatste door de raad vastgestelde meerjarige saldo is het saldo van de voorjaarsnota 2017, waarin behalve de maatregelen uit de voorjaarsnota ook de raadsbesluiten tot en met maart zijn verwerkt. Om tot een actuele stand van de lopende begroting te komen, voegen we aan de voorjaarsnota nog de raadsbesluiten van mei tot en met juli 2017 toe.

2018

2019

2020

2021

Startpunt UPN

117

-13

-270

-270

Raadsbesluiten t/m maart 2017

-410

-555

-567

-579

Voorjaarsnota

286

286

278

278

Meerjarenbegroting na VJN

-7

-282

-559

-571

Raadsbesluiten t/m juli 2017

152

-24

105

105

Vertrekpunt begroting 2018-2021

145

-306

-454

-466

3.2 Uitwerking van de Uitgangspuntennotitie (UPN) 2018

In de UPN 2018 zijn de uitgangspunten voor de begroting 2018-2021 bij elkaar gebracht: de autonome ontwikkelingen, het belastingplan en de beleidskeuzes voor 2018. Na vaststelling van de UPN in uw raad, hebben wij deze bouwstenen verwerkt in de voorliggende begroting. Hieronder recapituleren wij per UPN-bouwsteen wat er in de begroting gebeurt:

UPN - Autonome ontwikkelingen

Autonome ontwikkelingen 

2018

2019

2020

2021

Loonontwikkeling

144

144

144

144

Prijsontwikkeling lasten

30

30

30

30

Prijsontwikkeling baten (excl. belastingen)

0

0

0

0

Verbonden partijen (incl. SVHW)

68

84

102

110

Totaal autonome ontwikkelingen

242

258

275

284

Toelichting
Bij de UPN werd nog rekening gehouden met een loonstijging van 2,1% (€ 291.000). In de uitwerking, waarin ook wijzigingen in de formatie zijn meegenomen, blijkt dat de totale loonkosten met niet meer dan € 144.000 (1,0%) zullen stijgen.
In de UPN zijn we uitgegaan van een prijsstijging op goederen en diensten, zowel voor de baten als voor de lasten, van 1,4% over de gehele breedte. Na in detail te zijn nagegaan op welke budgetten een prijsstijging daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, komen we uit op € 30.000 in de lasten (dat was € 219.000) en geen stijging in de baten (was - € 70.000).
Tussen de UPN en de uitwerking in de begroting zien we op verbonden partijen kleine verschillen. De oorzaak hiervan is dat ten tijde van de UPN niet alle begrotingen van verbonden partijen waren vastgesteld. Inmiddels is dit wel gebeurd en zijn de begrotingen ook in uw raad behandeld.

UPN-belastingplan

 Belastingplan

2018

2019

2020

2021

Onroerende zaakbelasting (OZB)

-164

-164

-164

-164

Rioolheffing

0

0

0

0

Afvalstoffenheffing

-225

-225

-225

-225

Overige belastingen

-17

-17

-17

-17

Totaal belastingplan

-406

-406

-406

-406

Toelichting
Het belastingplan zoals opgenomen in de UPN is uitgewerkt in deze begroting. Het bedrag voor OZB is iets hoger dan in de UPN omdat, zoals gebruikelijk, naast de verhoging voor inflatie (1,4%) nu ook de areaaluitbreiding (nieuwe woningen en panden) meegenomen is. Nieuwbouw van woningen en panden leidt tot hogere OZB-inkomsten.
Een noemenswaardige ontwikkeling is dat de Hoge Raad in 2016 een aantal uitspraken heeft gedaan die gevolgen hebben voor de OZB. Hierdoor vallen de OZB-aanslagen voor onder andere dijkwoningen en recreatiewoningen sinds 2017 lager uit. Omdat OZB-tarieven worden berekend op basis van de begrote baten worden de lagere inkomsten als gevolg van deze ontwikkeling gecompenseerd door de andere OZB-aanslagen (andere inwoners), zodat uiteindelijk hetzelfde bedrag aan inkomsten wordt gerealiseerd. Dit leidt dus tot een lastenverschuiving van eigenaren van dijk- en recreatiewoningen naar de eigenaren van de overige woningen en panden. De omvang daarvan is op dit moment nog niet tot in detail in beeld. Bij de vaststelling van de belastingverordeningen zal hier meer duidelijkheid over zijn. We gaan uit van een gelijkblijvende verhouding tussen OZB-woningen en OZB niet-woningen. Mocht er toch een verschuiving in de WOZ-voorraad zijn opgetreden, dan nemen we bij de verordeningen passende maatregelen.
In deze begroting wordt echter ook voorgesteld de OZB-inkomsten na de genoemde inflatiecorrectie met 3% te verlagen. Omdat dit een keuze is die nog niet in de UPN opgenomen was, wordt dit uitgewerkt onder ‘overige ontwikkelingen’ (zie verderop in dit hoofdstuk).
Omdat het beleid is dat de rioolheffing en de afvalstoffenheffing kostendekkend zijn, heeft de verhoging voor inflatie normaal geen invloed op het begrotingssaldo. Als een jaar de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven wordt het verschil namelijk in de egalisatievoorziening gestort. Andersom wordt het verschil, wanneer de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten, aan deze voorziening onttrokken. Sinds 2017 was de afvalstoffenheffing niet meer volledig kostendekkend en de voorziening uitgeput. Zoals bij de UPN vastgesteld wordt dit in de begroting 2018-2021 hersteld. Dit geeft een voordeel van € 225.000 in de begroting. Dit betekent overigens niet dat de inkomsten (en dus tarieven) ook met € 225.000 verhoogd hoeven worden. Doordat ook de totale uitgaven voor afvalverwijdering en -verwerking vanaf 2018 omlaag zijn gebracht wordt de afvalstoffenheffing, na de gebruikelijke inflatiecorrectie en areaaluitbreiding (groter aantal aansluitingen), met € 167.000 extra verhoogd. De exacte opbouw van deze tariefsverhoging wordt uitgewerkt in de paragraaf Lokale Heffingen van deze begroting.
Tenslotte is ook de forensenbelasting (overige belastingen) verhoogd voor de inflatie en de verwachtte aantallen.

UPN - beleidskeuzes
Behalve uitgangspunten op autonome ontwikkelingen en een belastingplan bevatte de UPN een aantal beleidskeuzes. De financiële uitwerking van die beleidskeuzes in de begroting 2018-2021 staat hieronder keuze voor keuze beschreven:

Beleidskeuzes

2018

2019

2020

2021

Beleidskeuzes programma 1 Ruimtelijke ontwikkeling

1. Instellen + 1e storting energietransitiefonds

775

0

0

0

2. Implementatie van de nieuwe Omgevingswet

300

0

0

0

3. Voortvarend uitvoeren Actieagenda/ondernemerspeiling

100

0

0

0

4. Realisatie Wandelsteiger Kerkepad via Rijnstreek

0

0

0

0

5. Dekking voorstellen uit algemene reserve

-1.175

0

0

0

Totaal programma 1

0

0

0

0

Beleidskeuzes programma 2 Ruimtelijk beheer

1. Verkeersveiligheid Westkanaalweg

35

0

0

0

2. Implementatie BGT

24

24

24

24

3. Parkeerplaats Langeraar

0

2

2

2

4. Dekking vanuit staat kapitaallasten

0

-2

-2

-2

5. Colour for green

25

25

0

0

Totaal programma 2

84

49

24

24

Beleidskeuzes programma 3 Sociaal domein

Stelpost jeugdhulp

100

100

100

100

Stelpost werkbedrijf

100

100

0

0

Totaal programma 3

200

200

100

100

Beleidskeuzes programma 4 Bestuur en dienstverlening

Code oranje

30

0

0

0

Totaal programma 4

30

0

0

0

Beleidskeuzes programma 5 Bedrijfsvoering

Totaal programma 5

0

0

0

0

Beleidskeuzes programma 6 Algemene dekkingsmiddelen

Stortingen energietransitiefonds (uit opbrengsten precario)

100

250

375

500

Totaal programma 6

100

250

375

500

Totaal beleidskeuzes

414

499

499

624

De uitwerking van alle bouwstenen van de UPN in de begroting 2018-2021 heeft de volgende gevolgen voor het begrotingssaldo:

Vertrekpunt begroting 2018-2021

145

-306

-454

-466

Autonome ontwikkelingen

242

258

275

284

Belastingplan

-406

-406

-406

-406

Beleidskeuzes

414

499

499

624

Totaal uitwerking UPN

250

351

368

502

Begroting 2018-2021 na uitwerking UPN

395

45

-86

37

3.3 Meicirculaire 2017

Op 31 mei 2017 is de meicirculaire 2017 uitgekomen. De meicirculaire heeft gevolgen voor de begroting. Welke gevolgen dit zijn en welke keuzes we hebben gemaakt bij de verwerking ervan in de begroting, wordt hieronder beschreven.

Meicirculaire - taakmutaties
De term 'taakmutaties' verwijst naar verhogingen of verlagingen van de algemene uitkering die samenhangen met de uitvoering van bepaalde taken. Hoe de gemeente deze taakmutaties verwerkt (vertaalt) naar de eigen begroting is een beslissing van de gemeente.

Taakmutaties meicirculaire

2018

2019

2020

2021

Sociaal Domein; Wmo

-295

-293

-316

-315

Sociaal Domein; Jeugdzorg

253

253

228

229

Sociaal Domein; Participatiewet

-17

-20

-30

-22

Wmo

-80

-80

-80

-82

Beëindiging betalingen derden

-31

-35

-35

-35

Armoedebestrijding kinderen

9

9

9

9

Totaal taakmutaties meicirculaire

-161

-166

-224

-216

Meicirculaire - verwerking van de taakmutaties
Wij verwerken de taakmutaties in de begroting op basis van de onderstaande overwegingen:

Sociaal Domein; Wmo

Deze mutatie (verhoging) is voornamelijk voor de nieuwe Wmo taken en wordt niet gebruikt voor een ophoging van het taakbudget in de begroting. We zien daar op basis van de uitgavenontwikkeling en de lopende contracten vooralsnog geen aanleiding toe.

Sociaal Domein; Jeugdzorg

Daar staat tegenover dat de in de meicirculaire voorziene korting op het budget voor Jeugdhulp vooralsnog niet wordt verwerkt in de budgetten. Binnen Holland Rijnland maakt de TWO in najaar 2017 een analyse van het effect van deze korting op de budgetten in de regio.

Sociaal Domein; Participatiewet

We stellen voor het budget voor indexering van de Participatiewet wel te gebruiken voor dit doel. Dat doen we omdat de voorlopige begroting van het Werkbedrijf is gebaseerd op de begrotingen 2017 van SWA en het bedrijfsplan werkbedrijf en niet op prijspeil 2018.

Wmo

Er heeft indexatie van Wmo budgetten plaatsgevonden in de begroting 2018 maar niet meer dan reguliere indexering. Pas nu het opstellen van deze begroting kwam er wel een aanvullend risico aan het licht. Er is een nieuwe cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) die per 1 april ingaat. Deze cao is van toepassing op de mensen die Huishoudelijke Hulp leveren. In de nieuwe cao staat dat er voor HH1 medewerkers een nieuwe loonschaal zal worden geïntroduceerd die dicht in de buurt komt van de schaal die nu voor HH2 medewerkers gebruikt wordt. Sinds de AMvB reële prijzen is aangenomen worden wij als gemeente geacht om dit te vertalen in de uurtarieven die we hanteren. Kortom, we verwachten dat de uitgaven in 2018 voor HH verder zullen stijgen. Hierop hebben we nog niet geanticipeerd binnen deze begroting.

Beëindiging betalingen derden

Algemene Ledenvergadering van de VNG op 14 juni 2017Om gezamenlijke gemeentelijke activiteiten in de toekomst financieel te kunnen blijven faciliteren, zal de VNG een Fonds Gezamenlijke Gemeentelijke Uitvoering in het leven te roepen. Besluitvorming hierover vindt plaats op de. Zie voor meer informatie: https://vng.nl/onderwerpenindex/bestuur/nieuws/agenda-en-stukken-algemene-ledenvergadering-2017. Om een eenvoudige en transparante inning van de gemeentelijke bijdragen via het Fonds te bevorderen is besloten de volledige toevoeging aan de algemene uitkering te verdelen via de maatstaf inwoners.
De Waarderingskamer zal vanaf 2019 de gemeentelijke kosten voor deze organisatie en voor de Landelijke Voorziening Wet waardering onroerende zaken aan alle gemeenten factureren. In 2018 zal het budget voor de Waarderingskamer eenmalig via de begroting van BZK beschikbaar worden gesteld. Om die reden is het totaalbedrag van de toevoeging aan de algemene uitkering in 2018 lager.
Omdat vanaf 2018 geen sprake meer is van rechtstreekse betalingen uit het gemeentefonds aan derden, worden bestaande reserveringen binnen de begroting van het gemeentefonds met ingang van dat jaar ongedaan gemaakt. De middelen worden toegevoegd aan de algemene uitkering. Het betreft bijvoorbeeld reserveringen voor de VNG, het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), het A+O fonds en de Waarderingskamer.

Het bedrag dat de VNG jaarlijks ontving vanuit het gemeentefonds was groter dan de bestaande reserveringen die nu ongedaan worden gemaakt. Bovenop de reserveringen was in de praktijk ieder jaar – na besluitvorming door de ALV – sprake van uitnamen voor diverse andere activiteiten. Door de nieuwe werkwijze vinden deze aanvullende uitnamen vanaf 2018 niet meer plaats.

Armoedebestrijding kinderen

Wij verwerken de neerwaartse bijstelling van de extra middelen vooralsnog niet in de begroting. We hebben nog geen zicht op de inhoudelijke aanvragen die via de aanpassing van de werkwijze zullen worden gedaan. Er wordt een bijeenkomst georganiseerd over het thema armoede onder kinderen op basis van de extra middelen van het Rijk.

Financieel ziet dat er als volgt uit:

Verwerking taakmutaties

2018

2019

2020

2021

Sociaal Domein; Wmo

0

0

0

0

Sociaal Domein; Jeugdzorg

0

0

0

0

Sociaal Domein; Participatiewet

17

20

30

22

Wmo

0

0

0

0

Beëindiging betalingen derden

31

35

35

35

Armoedebestrijding kinderen

0

0

0

0

Totaal verwerking taakmutaties

48

55

65

57

Meicirculaire - financieel technische mutaties
Naast taakmutaties kent de meicirculaire de financieel technische mutaties. Deze bestaan uit hoeveelheidsverschillen (kengetallen zoals aantal inwoners, aantal km2, etc.) de uitkeringsfactor (verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis) en het accres (trap-op-trap-af-beginsel).

Financieel technische mutaties

2018

2019

2020

2021

Hoeveelheidsverschillen

-177

-177

-177

-177

Accresontwikkeling

-602

-618

-539

-570

Ontwikkeling Uitkeringsfactor

-47

-63

-95

-96

Totaal financieel technische mutaties

-826

-858

-811

-843

Het is met name het accres dat een groot voordeel voor onze begroting oplevert. In totaal leiden de financieel technische mutaties tot een voordeel oplopend van € 826.000 in 2018 tot € 843.000 in 2021.
De verwerking van de meicirculaire in de begroting heeft de volgend meerjarige gevolgen voor het resultaat:

Totaal verwerking meicirculaire

2018

2019

2020

2021

Saldo na uitwerking UPN

395

45

-86

37

Taakmutaties meicirculaire

-161

-166

-224

-216

Verwerking taakmutaties

48

55

65

57

Financieel technische mutaties meicirculaire

-826

-858

-811

-843

Totaal meicirculaire

-939

-969

-970

-1.002

Saldo na meicirculaire 2017

-544

-924

-1.056

-965

3.4 Overige ontwikkelingen

In de begroting 2018-2021 zijn niet alleen de grote lijnen van de UPN uitgewerkt. Ook ontwikkelingen die niet specifiek genoemd zijn in de UPN zijn verwerkt. Het gaat hierbij om zaken die:

  • al onderdeel uitmaakten van de besluitvorming vóór de UPN;
  • pas na de UPN bekend zijn geworden;
  • buiten de UPN vielen omdat ze gering van omvang waren.

Hieronder zijn ze opgesomd. Voor een nadere toelichting verwijzen we hier naar hoofdstuk 6 van deze begroting (6.11), waarin ze per programma de revue passeren.

Programma 1

2018

2019

2020

2021

Bijgewerkte raming legesopbrengsten omgevingsvergunningen

-40

5

102

-27

Projecten Hollands Utrechts Plassenberaad en waterrecreatie

30

0

0

0

Doorontwikkeling ondernemersloket

0

50

0

0

Overig (< € 10.000)

7

7

7

7

Totaal programma 1

-3

62

109

-20

Programma 2

2018

2019

2020

2021

Vorming reserve Rotonde Ter Aar

2.000

0

0

0

Dekking uit Algemene Reserve tbv rotonde Ter Aar

-2.000

0

0

0

Onttrekking aan reserve vanwege afschrijvingslasten rotonde TA

0

0

-50

-50

Herstructurering budgetten afvalinzameling in verband met nieuw afvalbrengstation

-157

-157

-157

-157

Lagere vergoeding uit afvalfonds verpakkingen

22

22

22

22

Hogere lasten incidentele vervanging afgeschreven minicontainers

25

25

25

25

Tariefstijging verwerking van plastic, metaal en drankkartons

37

37

37

37

Overboeking budget geoinformatie (nadeel op programma 5)

-19

-19

-19

-19

Aanschaf rolbezem en sneeuwploeg

17

0

0

0

Extra adviestaken ODMH inzake schipholdosier

16

16

16

16

Aanpassing budget onderhoud openbaar groen in verband met areaaluitbreiding

34

34

34

34

Indexering en areaaluitbreiding riolering

16

16

16

16

Aanpassing budget wegen en verharding door areaaluitbreiding

89

89

89

89

Vervanging meetapparatuur en snelheidsdisplays

12

12

12

12

Hogere inkomsten kabels en leidingen

-167

-190

-190

-190

Hogere lasten onkruidbestrijding

67

102

102

102

Aanpassing storing in reserve herwaardering investeringen maatschappelijk nut

-85

-111

-171

-210

Kwijtschelding rioolheffing en afvalstoffenheffing

28

28

28

28

Tarievenbeleid rioolheffing doortrekken naar 2021

0

0

0

-29

Overig (< € 10.000)

32

23

23

23

Totaal programma 2

-32

-73

-182

-251

Programma 3

2018

2019

2020

2021

Ophogen budget buurtsportcoaches (extra inkomsten op programma 6)

20

20

20

20

Begroting hoger eigen risico voor gemeenten m.b.t de bijstandsuitkeringen

38

37

37

37

Indexatie lasten leerlingenvervoer

25

25

25

25

Indexatie budgetten huishoudelijke verzorging

15

15

15

15

Aanpassing en indexatie budgeten vervoersvoorzieningen (Wmo)

-41

-41

-41

-41

Ondersteuning vanuit jeugdgezondheidszorg aan CJG

20

20

20

20

Indexatie budgetten onderwijshuisvesting

37

37

37

37

Veilig en schoon, uitwerking bedrijfsplan zwembad de Wel

40

9

9

9

Besparing energiekosten zwembad de Wel

0

-23

-23

-23

Lager inkomsten uit verhuur/kaartverkoop zwembad de Wel

30

30

30

30

Juridisch advies contracten sportaccommodaties

20

0

0

0

Aanpassing meerjarensubsidie Aarweide

-1

-15

-15

-15

Storting vrijvallende kapitaallasten onderwijsgebouwen in reserve onderwijshuisvesting

43

74

0

0

Verhoging stelpost onderwijshuisvesting voor vrijvallende kapitaallasten

0

0

88

110

Vrijval stelpost onderwijshuisvesting voor dekking kapitaallasten nieuwe scholen

0

0

0

-215

Lagere inkomsten sporthallen

25

25

25

25

Hogere kosten Veilig Thuis

90

90

90

90

Overig (< € 10.000)

5

5

5

5

Totaal programma 3

365

307

321

128

Programma 4

2018

2019

2020

2021

Nog niet begrote verkiezingen in 2019 (Europees parlement) en 2021 (tweede kamer)

0

46

0

46

Hogere laten collectieve activiteiten VNG dan via gemeentefonds vergoed

40

40

40

40

Afname lasten Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA)

-25

-25

-25

-25

Overig (< € 10.000)

11

11

11

11

Totaal programma 4

26

72

26

72

Programma 5

2018

2019

2020

2021

Overboeking budget geo-informatica (voordeel op programma 2)

19

19

19

19

Meerkosten werving & selectie, onderzoek, verzekeringen en administratiesoftware

14

24

14

14

Technische verwerking generatiepact

-55

-55

-55

-55

Hogere exploitatielasten na uitbesteding I&A (dit resulteert in lagere afschrijvings- en personeelslasten elders)

429

312

331

350

Overig (< € 10.000)

-9

-9

-9

-9

Totaal programma 5

399

292

301

321

Programma 6

2018

2019

2020

2021

Rentemutaties

-2

-3

-4

-69

Lagere doorbelasting rente naar grondbedrijf (BBV)

86

371

382

447

Dekking hogere lasten buurtsportcoach door hogere uitkering ministerie

-20

-20

-20

-20

Afboeken stelpost

27

27

33

42

Verlaging OZB 3%

215

215

215

215

Overig (< € 10.000)

0

0

-6

-2

Totaal programma 6

307

590

600

613

Overige ontwikkelingen

2018

2019

2020

2021

Totaal programma 1

-3

62

109

-20

Totaal programma 2

-32

-73

-182

-251

Totaal programma 3

365

307

321

128

Totaal programma 4

26

72

26

72

Totaal programma 5

399

292

301

321

Totaal programma 6

307

590

600

613

Totaal programma's

1.063

1.251

1.176

862

Het totaal aan overige ontwikkelingen heeft het volgende effect op het meerjarige begrotingssaldo:

2018

2019

2020

2021

Saldo na meicirculaire 2017

-544

-924

-1.056

-965

Totaal overige ontwikkelingen

1.063

1.251

1.176

862

Saldo na overige ontwikkelingen

519

327

120

-103

3.5 Statenwerk

Nadat alle mutaties bekend zijn geworden, kan ook het Statenwerk worden bijgewerkt. Met het Statenwerk wordt bedoeld: de herberekening van een aantal specifieke kostensoorten op centrale overzichten (de zogenaamde staten).

2018

2019

2020

2021

Saldo na overige ontwikkelingen

519

327

120

-103

Staat van investeringen

-487

-171

-30

304

Staat van reserves en voorzieningen

-79

-82

-128

-50

Kostenverdeelstaat

-297

-297

-297

-297

Kostendekkendheid afval en riool

-11

8

2

-3

Totaal statenwerk

-874

-542

-453

-46

Totaal begroting 2018-2021 na statenwerk

-356

-215

-333

-148

Staat van personeelslasten
De personeelslasten worden verwerkt in de staat van personeelslasten. Omdat de uitwerking van de nieuwe cao al is verwerkt onder 3.2 ‘verwerking van de UPN 2018’, is het saldo van deze staat hier 0.

Staat van investeringen
De staat van investeringen wordt gebruikt om de kapitaallasten voor in het verleden gedane investeringen te berekenen en deze aan de producten toe te rekenen. De lagere kapitaallasten vanuit de staat van investeringen de eerste drie jaar zijn gedeeltelijk te verklaren doordat een groot aantal investeringen in informatisering en automatisering (I&A) die nog in de begroting stonden en vanwege de uitbesteding niet meer gedaan zullen worden. Verder zijn de kapitaallasten in 2018 lager dan eerder begroot omdat investeringsbedragen lager zijn uitgevallen of investeringen later zijn afgerond dan eerder gepland. In 2021 vallen de kapitaallasten hoger uit doordat in deze begroting de investeringsplanning is bijgewerkt. In 2021 start volgens deze planning de afschrijving van het IKC Ter Aar, het IKC Zevenhoven en de nieuwe sporthal in Ter Aar.

Staat van reserves en voorzieningen
Vanuit de staat van reserves en voorzieningen worden de stortingen en onttrekkingen aan de reserves en voorzieningen gedaan. Nu de verhuizing van de buitendienst naar een nieuw pand is uitgesteld, is de onttrekking uit de reserve Huisvesting gemeente voor de gedeeltelijke dekking van de huur van de huidige huisvesting doorgetrokken tot en met 2021. Verder zijn de stortingen in de voorziening Onderhoud civiele kunstwerken, voorziening Wethouders pensioenen, voorziening Wachtgeld wethouders en voorziening Voormalig personeel bijgesteld op basis van actuele ramingen.

Kostenverdeelstaat
Doormiddel van de kostenverdeelstaat worden organisatiekosten toegerekend aan de verschillende producten waaruit de programma’s bestaan. Sinds 2017 worden alleen directe organisatiekosten nog aan de producten doorberekend (met uitzondering van het grondbedrijf), huisvesting en overhead komen op het programma overhead. Het voordeel vanuit de kostenverdeelstaat is het gevolg van de extra kosten die aan het grondbedrijf worden toegerekend. Dit vanwege een hoger aantal uren dat, door uitbreiding van de projectenportefeuille, voor het grondbedrijf gewerkt zal worden en de jaarlijkse herberekening van de afdelingstarieven.

3.6 Recapitulatie saldo begroting

Alle ontwikkelingen die hierboven staan omschreven worden hieronder nog eens gerecapituleerd. Na verwerking van de financiële gevolgen van de ontwikkelingen ontstaat een begroting met een meerjarig sluitend saldo.

2018

2019

2020

2021

Vertrekpunt begroting 2018-2021

145

-306

-454

-466

Totaal uitwerking UPN

250

351

368

502

Totaal meicirculaire

-939

-969

-970

-1.002

Totaal overige ontwikkelingen

1.063

1.251

1.176

862

Totaal statenwerk

-874

-542

-453

-46

Begroting 2018-2021

-356

-215

-333

-148

3.7 Vooruitblik toekomstige investeringsvraagstukken en mogelijke financiële gevolgen

3.7.1. Bestemming van het resultaat

Het resultaat in de jaarrekening 2016 was 5,3 mln. Daarover is in de jaarrekening 2016 het volgende afgesproken:

“Wij stellen voor het resultaat te storten in de algemene reserve, om in de begroting 2018 tot besluitvorming te komen over mogelijke projecten die noodzakelijk zijn voor de verdere realisatie van onze visie. In de aan de begroting voorafgaande uitgangspuntennotitie 2017 willen we hierover met uw raad het eerste gesprek aangaan”.

Tegelijk met het vaststellen van de jaarrekening heeft uw raad het besluit “Begrotingswijzigingen n.a.v. de jaarrekening 2016” vastgesteld. Met dit besluit werd een eerste stap gezet in de besteding van het rekeningresultaat, door het beschikbaar houden van niet in 2016 bestede budgetten  in 2017, totaal goed voor € 715.000.

Met de in de UPN voorgestelde bestemmingsdoelen, die zijn uitgewerkt in deze begroting  zetten we een volgende stap:

1. Instellen + 1e storting energietransitiefonds

775.000

2. Implementatie van de nieuwe Omgevingswet

300.000

3. Voortvarend uitvoeren Economische agenda/ondernemerspeiling

100.000

4. Instellen bestemmingsreserve kapitaallasten rotonde Ter Aar (voorlopige raming)

2.000.000

Totaal

3.175.000

Hiermee is een kleine € 3,9 van het resultaat van 2016 van €5,3 mln bestemd. De resterende € 1,3 mln blijft in de Algemene Reserve.

Resultaat jaarrekening 2016

5.270.000

Bestemd in raadsbesluit "Begrotingswijzigingen jaarrekening"

715.000

Bestemd in de begroting 2018-2021

3.175.000

Totaal bestemd

3.890.000

Nog in de Algemene Reserve

1.380.000

3.7.2. Agenda toekomstige investeringen

Ook in de komende jaren staat onze gemeente nog voor een aantal grote investeringen. Daar waar de besluitvorming reeds heeft plaats gevonden zijn deze verwerkt in de begroting. Dit betreft met name investeringen in Integraal Kind Centra (IKC's) conform het strategisch plan onderwijs en huisvesting. Er wordt gewerkt aan nieuwbouw van een aantal Integrale Kind Centra. Per 2020 is de verwachting dat de IKC's in Ter Aar en in Zevenhoven worden opgeleverd. De bouw start naar verwachting in 2018 of 2019. IKC’s Langeraar en Nieuwveen worden voor 2025 ontwikkeld.

De rotonde Westkanaalweg/Aardamseweg in Ter Aar is reeds verwerkt in de begroting. De hoogte van het definitief door de raad te verstrekken krediet zal later worden bepaald en mede afhankelijk zijn van de uitkomsten van het overleg met de provincie.

Er zijn echter ook een aantal ontwikkelingen die wel worden voorzien, maar waarvan nog niet vast staat of deze investeringen onafwendbaar zijn en/of door de raad als opportuun worden beoordeeld. Het is gewenst deze investeringen in het oog te hebben en het mogelijke beslag op de financiële middelen van de gemeente ook zichtbaar te maken.

De volgende onderwerpen worden op de investeringsagenda geplaatst:

1.   Parkeervoorzieningen in het centrum van de kern Nieuwkoop.
In het centrum van de kern Nieuwkoop is in de afgelopen 20 jaar al veel geïnvesteerd en er is al heel veel verbeterd. Er staan echter nog steeds auto’s op het Regthuysplein en het centrum mist mede daardoor een bepaalde uitstraling. In het kader van de ontwikkeling van de kern Nieuwkoop speelt de nadrukkelijke wens om het Reghthuysplein autovrij te maken. Dit betekent dat alternatieve parkeergelegenheid nabij het centrum beschikbaar moet komen, om te voorkomen dat de parkeerdruk zich afwentelt naar de woonwijken. Dit vraagt om een aanzienlijke investering.

2.   Incidentele aankopen Inbreidlocaties
Op dit moment beschikt onze gemeente nog over een aantal uitleglocaties waarmee in onze woningbehoefte kan worden voorzien. Op het moment dat deze locaties zijn ontwikkeld zullen naar verwachting nieuwe bouwinitiatieven (waaronder woningbouw) ‘binnenstedelijk’ gerealiseerd moeten worden. De bebouwingsgrenzen van onze dorpen zijn dan namelijk letterlijk bereikt. Dit betekent dat niet wordt uitgesloten dat de komende jaren incidenteel een strategische aankoop moet worden gedaan om die nieuwe initiatieven te zijner tijd ook mogelijk te maken. Dit past in ons grondbeleid om kansen die zich voordoen te benutten.

3.   Duurzaam energie systeem Schoterhoek II
Voor Schoterhoek II ligt er de ambitie om het effluent van de RWZI te benutten voor de energievraag van het bedrijventerrein. Dit brengt een investering met zich mee incl. enginering om het systeem (ringleiding) aan te leggen. Het is de bedoeling dat de gemeente als voorfinancier op zal treden. Dit wordt voorgesteld om de lasten zo laag mogelijk te houden. Dit vraagt een liquiditeitsbeslag.

4.   Dorpsplein Noorden
De raad heeft een voorbereidingskrediet van € 30.000 beschikbaar gesteld om een studie te verrichten naar de kansen en mogelijkheden voor het verfraaien van het dorpsplein Noorden en dit in samenhang met andere ontwikkelingen.

5.   Verbetering accommodatie buitensport (Hockey- en Tennisvelden)
De hockey en tennisverenigingen in Nieuwkoop verkennen de mogelijkheden om evenals StiBuNi (voor de voetbal) een beheerstichting op te richten. We weten tegelijkertijd dat het veld van de hockeyvereniging Nieuwkoop versleten (afgekeurd) is. Bij de tennisclubs is het ingewikkelde dat bijna elke vereniging eigen kenmerken heeft. De één heeft grond en velden, de ander huurt het, etcetera. Daarnaast lijken de kosten van aanleg van nieuwe velden voor de hockey een probleem, voor de tennis speelt dat minder. De overleggen zijn al wel opgestart, de verenigingen is gevraagd om een inschatting van de kosten te maken en met een subsidieverzoek te komen wat door ons kan worden beoordeeld. De afspraak dat de verenigingen medio september met informatie zouden komen zijn voor het begrotingsproces gemaakt.

6.   Digitale dienstverlening
De Nederlandse overheid heeft de ambitie in 2020 de dienstverlening digitaal te laten verlopen. Daarom is de digitale agenda 2020 opgesteld. Met deze digitale agenda willen de Nederlandse gemeenten drie doelstellingen bereiken:
1. We nemen open en transparant deel aan de participatiesamenleving;
2. Dat doen we door als één efficiënte overheid te werken;
3. We werken massaal digitaal en leveren maatwerk lokaal.
De digitale agenda bestaat uit de aanschaf van generieke instrumenten (zoals gegevensknooppunten) en deelname aan pilots. Ook de gemeente Nieuwkoop doet mee aan de uitvoering van de digitale agenda 2020. Het budget dat gevraagd wordt is bestemd voor de aanschaf van de generieke instrumenten, begeleiding van de implementatie van digitale processen en opleiding voor personeel. Op deze wijze voldoen we aan de kaders die uw raad in 2015 heeft vastgesteld.

7.   Bijzondere woonvormen
Een aantal specifieke groepen vraagt aandacht als het gaat om woonvormen. Dan gaat het ten eerste om mensen die bij het wonen ondersteuning nodig hebben, de bijzondere doelgroepen: het beleidskader maatschappelijke zorg. De maatschappelijke zorg (2020) geeft individuele gemeenten een verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van passende woonruimte en begeleiding van deze bijzondere doelgroepen. De huisvesting van deze doelgroepen is een verbijzondering die maatwerk vraagt binnen de bestaande én te realiseren woningbouw. Door extramuralisatie verandert de vorm waarin deze mensen gaan wonen. Er is een groeiende behoefte aan woningen in het laagste sociale huursegment, klein (2-kamer), zelfstandig, mogelijk in geclusterde vorm met gemeenschappelijke ruimte, in nabijheid van voorzieningen en openbaar vervoer. Het gewenste aantal en de fasering van woningen voor de bijzondere doelgroepen is afhankelijk van de afspraken en keuzes die gemeenten met corporaties en zorgpartijen in 2018-2019 maken binnen het uitvoeringsprogramma maatschappelijke zorg. Aanpassen van de woningbouwprogramma’s of in nieuwe ontwikkelingen zal betekenen dat grondexploitaties minder winstgevend of verlieslatend worden, aangezien de grondopbrengsten zullen dalen. Er is nog budget binnen de reserve goedkope woningen die is ingesteld met het doel de woningbouwprogramma’s goedkoper te maken (ruim € 2,2 mln. beschikbaar).

Voor de realisatie van de eerstgenoemde zes investeringen samen zou een geschat totaalbedrag van € 5 mln. nodig zijn.

Uiteraard zullen alle vragen over of en wanneer deze investeringen daadwerkelijk worden gerealiseerd worden beantwoord in het gesprek met uw raad. Conform uw motie "Grote uitgaven onderbouwd in begroting en jaarrekening" van 12 november 2015 zal dit, indien van toepassing, gepaard gaan met uitwerkingsvoorstellen die wij aan uw raad zullen aanbieden.

3.7.3. Gevolgen voor de financiële positie: vorming van bestemmingsreserves

Voor de vraag of en wanneer de hierboven genoemde investeringen moeten worden gerealiseerd is het van belang te weten wat de eventuele realisatie ervan zal doen met onze financiële positie.

Verhouding bestemmings- en algemene reserve
Kijken we naar de in de begroting opgenomen bestemmingsdoelen voor het jaarrekeningresultaat 2016 (storting van € 3.175.000 in bestemmingsreserves), dan heeft dit in eerste instantie alleen gevolgen voor de verhouding tussen de Bestemmingsreserves en de Algemene Reserve Vrij Besteedbaar. Deze verhouding beïnvloedt de financiële positie niet.

Volgens de huidige stand van de begroting is op 1 januari 2018 de omvang van de Algemene Reserve Vrij Besteedbaar € 26,3 mln. Hierin zijn de wijzigingen naar aanleiding van het raadsbesluit "Begrotingswijzigingen jaarrekening" van € 714.000 al meegenomen.
De bestemming van het resultaat 2016 (excl raadsbesluit "Begrotingswijzigingen jaarrekening") leidt tot onttrekkingen aan de Algemene Reserve (ten behoeve van stortingen in bestemmingsreserves) van in totaal € 3.175.000.

Algemene Reserve vrij besteedbaar per 01-01-2018

26.300.000

Stortingen in bestemmingsreserves n.a.v. besteding jaarresultaat 2016

3.175.000

Algemene Reserve VB na stortingen in bestemmingsreserves

23.125.000

Gevolg is dat een groter deel van het eigen vermogen is 'beklemd' en niet meer vrij beschikbaar is. Aan de financiële positie van de gemeente (bijvoorbeeld de solvabiliteit) verandert dit op zichzelf niets.

3.7.4. Gevolgen voor de financiële positie: realisatie van de plannen

Het reserveren van bedragen in bestemmingsreserves is één ding, het realiseren van de plannen (en het besteden van de middelen) is iets anders. Gaan we uit van de realisatie van alle plannen, inclusief de volledige Agenda Toekomstige Investeringen, dan is daarmee een bedrag gemoeid van in totaal € 8.175.000.

Plannen i.v.m. bestemming jaarresultaat 2016

3.175.000

Plannen 'Agenda Toekomstige Investeringen'

5.000.000

8.175.000

waarvan niet-investeringen

1.175.000

waarvan investeringen

7.000.000

Niet-investeringen
Zoals te zien is, gaat het bij een deel van de plannen om niet-investeringen. Dat wil zeggen dat de betreffende middelen, zodra ze zijn gerealiseerd, van de balans verdwijnen en daardoor het eigen vermogen verlagen. De solvabiliteit (een belangrijke indicator van de financiële positie) gaat dan omlaag.

1. Instellen + 1e storting energietransitiefonds

775.000

2. Implementatie van de nieuwe Omgevingswet

300.000

3. Voortvarend uitvoeren  Actieagenda/ondernemerspeiling

100.000

totaal

1.175.000

Met hoeveel de solvabiliteit omlaag gaat, hangt af de omvang waarin de middelen worden besteed. Ter oriëntatie het verloop van de solvabiliteitsratio conform de bestaande begroting:

2018

2019

2020

2021

Eigen Vermogen begroot

49.546

50.770

52.264

52.680

Totaal Vermogen begroot

106.847

99.582

96.468

92.931

Voor de implementatie van de omgevingswet is € 300.000 geraamd, voor de Economische Agenda € 100.000. De daling die dit bedrag (in totaal € 400.000) in de solvabiliteit veroorzaakt is 0,20%. Zou de storting in de reserve energietransitie in zijn geheel consumptief besteed worden, dat daalt het eigen vermogen met nog eens € 775.000, wat de solvabiliteit totaal met 0,60% zou verlagen.

3.7.5. Gevolgen voor de financiële positie: kas- en schuldpositie

Zolang we investeringen kunnen financieren binnen de beschikbare middelen verandert de realisatie van een investering op korte termijn weinig aan onze financiële positie. Moeten we vreemd vermogen aantrekken om de investeringen te kunnen financieren, dan verandert er wel direct iets. Het balanstotaal (het totale vermogen) verandert dan immers. De vraag of we voor de financiering van de investeringen vreemd vermogen moeten aantrekken, hangt af van het saldo van onze vlottende middelen (ook wel onze kaspositie). Op grond van de voorliggende begroting (zie ook 5.4. Paragraaf Financiering) ontwikkelt dit saldo zich de komende jaren als volgt:

2018

2019

2020

2021

Saldo vlottende middelen per 01-01

22.946

6.083

-1.473

-1.386

Voor het realiseren van alle eerder genoemde bestedingsdoelen en investeringen is een financieringsbedrag nodig van € 8.175.000. Zoals blijkt uit het bovenstaande overzicht, kunnen wij dit bedrag niet binnen de beschikbare middelen financieren en moeten we vreemd vermogen (leningen) aantrekken. Gaan we uit van de besteding van het volledige bedrag en nemen we dit op in de prognosebalans, dan ontstaat het volgende beeld:

Begroot zonder realisatie bestemming 2016 en Investeringsagenda

2018

2019

2020

2021

Eigen Vermogen

49.546

50.770

52.264

52.680

Totaal Vermogen

106.847

99.582

96.468

92.931

Begroot met realisatie bestemming 2016 en Investeringsagenda

2018

2019

2020

2021

Eigen Vermogen

48.371

49.595

51.089

51.505

Totaal Vermogen

113.847

106.582

103.468

99.931

Realisering van de hierboven genoemde plannen zou leiden tot een daling van het eigen vermogen met € 1.175.000 en een stijging van het totale vermogen met € 7.000.000. Dit heeft een daling van de solvabiliteit tot gevolg van 4% tot 5%.

Onzekerheden maken het lastig uitspraken te doen over toekomstige solvabiliteitratio’s. Wijzigende omstandigheden kunnen de financiële positie veranderen. Zo is het mogelijk dat, net als bij de hierboven beschreven reserve implementatie omgevingswet, ook andere reserves met een specifiek bestedingsdoel de komende jaren worden benut, waar dit nog niet is begroot. Te denken valt bijvoorbeeld aan de reservering woningbouw, de reserve onderwijshuisvesting of de reserve duurzaamheid. Besteding van deze reserves kunnen het eigen vermogen en de solvabiliteit verlagen. Andersom zal een voordeliger jaarrekeningresultaat dan begroot, wanneer het aan de reserves wordt toegevoegd, weer een positieve invloed op de solvabiliteit hebben. De geschetste berekeningen laten wel zien welke invloed bepaalde beslissingen op de financiële positie kunnen hebben.

3.7.6. Opbrengsten uit grondverkopen

Een belangrijke factor in het verloop van onze kaspositie zijn de kosten (investeringen) en de opbrengsten (desinvesteringen) in de gemeentelijke grondexploitaties. Het verloop van de opbrengsten uit de verkoop van grond zoals nu (actualisatie 2017) voorzien in de grondexploitaties is als volgt:

2018

2019

2020

2021

balans 01-01

74.614.874

74.658.553

59.764.564

54.788.164

investeringen (alle grexen samen)

11.099.841

5.295.988

4.466.262

3.494.577

rente

1.081.916

1.082.549

866.586

794.428

resultaat

-429.110

-4.662.716

-83.034

-8.780.256

balans 31-12

74.658.553

59.764.564

54.788.164

35.526.994

Het bovenstaande is overigens verwerkt in het getoonde verloop van de kaspositie (zie 3.7.5.).